Savoie, d’Haute, Qualité

[Terug naar Wijn is Fijn]


Ja beste lezer, daar ziet u duidelijk een tautologie of synoniem opduiken. Ik zei opduiken, niet er staan. Want er is wel wat kaf onder het koren, maar met enige ‘technische’ kennis van zaken komen we een heel end in de goede richting die erkenning is van de hoge kwaliteit van Savoie-wijnen. Ze zijn een plaatje (waard):


of had u liever:

Met een lekker uitzicht ..? Zie hieronder ergens over wat ‘Mont Granier‘ met je kan doen – Apremont en Abymes hebben er hun bodems van…

Even voor de Inhoudsopgave, wegens ellenlange teksten: We beginnen met een stukje geschiedenis. Waarna we langs de druiven wandelen, om vervolgens de lokaties af te struinen; daar waar de echte Content hits the fan.
Met tot slot de echte hardcore geologie, wat over buur Bugey, en nog verwijzingen naar Aosta en genepi. Met Bugey ja. Strikt genomen hoort dat er niet bij, en valt als aparte AOC Bugey of Roussette de Bugey eerder onder de Rhônewijnstreken, maar qua druiven, kwaliteit en stijlen zit er nogal wat overlap. Vandaar een aparte vermelding onderin. En Aosta .. da’s een privé-interesse, net als de génépi (ook wegens nostalgische herinneringen).

Dan weet u hoe het eruit ziet.

En dan hebben we nog de verschillen tussen Vin de Savoie, AOC Roussette de Savoie voor Altesse’s met een aparte vermelding van de AOC Roussette de Savoie Frangy, en Seyssel voor droge witte en mousserende wijnen van daar. Plus oudere vermeldingen van IGP Vin des Allobroges, en ook AOC Crépy apart, AOC Vins de Savoie Arbin, AOC Vins de Savoie Saint-Jean-de-la-Porte, AOC Vins de Savoie cru Chautagne, etc.etcetera, en de witte AOC Vins de Savoie Montmélian plus AOC Vins de Savoie Cruet van Jacquère. Met een aparte AOC voor Crémant de Savoie; komt die uit Seyssel dan moet ‘ie voor minstens 70% Molette zijn. Maar elders is de crémant dan weer minimaal 40% Jacquère, minimaal 60% Jacquère en Altesse en maximaal 20% blauw.
U noemt het een zooitje wellicht. Ik ook.
En La Revue du Vin Français weet december 2023 ook nog te melden dat er alweer meer wijnbouw wordt gepleegd, bij Brison-Saint-Innocent in het bijzonder, en in buitengebieden als de flanken van de Cevins, in het Tarantaise-dal, op de hellingen van de Aiton, bij Détrier en de Maurienne, en weer terug in het hartland rond Annecy en Albertville. Maar goed, da’s onder vlag – vooralsnog! – van de algemene AOC dan, of soms IGP voor de vrijdenkenden.
NB wij houden vast aan AOC niet AOP…
De totale aanplant staat op een om en nabij ongeveer 2500 hectare, en dat is dus maar ½% van de Franse wijnbouw. Maar goed, oppervlakte bepaalt niet de kwaliteit; soms integendeel.


Die Allobrogen waren overigens de Galliërs die er al wijn maakten, zelf en onder leiding van de Romeinen waar Plinius de Oudere de Mondeuse-achtige wijn (Vitis Allobrogica) al bezong en ook Columella (ook eerste eeuw vC) er Lyrisch over was. Dat deden ze overigens op basis van Griekse wijn-kennis die via de kolonie Marseille de Rhône opgekomen was. Ze verbouwden er de Allobrogica dus nog, niet de Vinifera..! ruim voordat de inwoners van Rome kwamen en de locals onderdeel werden van Gallia Transalpina (Languedoc en Provence, zo’n beetje, ad 2e eeuw vC reeds), de eerste van hun provincies noord (ja) van de Alpen. Die V. Allobrogica kon overigens best tegen wat vorst; dat hebben de latere Vinifera’s toch (best wat) minder… Maar de aroma’s waren vooral pek. Dat vonden de indringers lekker! Rare jongens, die …
In de middeleeuwen oftewel 476 – 1492, oddly precise met de val van Rome / het West(!)-Romeinse Rijk tot en met de ontdekking van enige continenten in het westen van de Atlantique – voor het gemak Leif Erikson verzwijgend ..! De kerk was in deze periode de veruit grootst-grondbezitter én had wijn nodig voor de mis. En tijd, om een jaar of vijf+ zonder opbrengst te wachten op oogsten (want dan geeft de plant pas passable druiven/wijn), en tijd om te experimenteren in de wijnbouw en wijnmakerij, en tijd om wijnen rustigaan te laten rijpen. Dat gaf wat kwaliteitsvooruitgang ver voordat het ISO9001-compliant hoefde te zijn… De wijngaarden waren soms door de edelen in bezit genomen. Wat lijfeigenen nodig maakte om de wijnbouw te bedrijven, hoewel het in de gaard waarschijnlijk, wegens benodigde kennis, schat ik zelf, met veel komma’s, om edelslaven ging want het echt-dommevolk kon dat niet en tsja, mensen met brains moet je goed behandelen anders doen ze het niet (goed).
Tegen de achtste eeuw overigens was het gebied al onderdeel van Francia, en bij het Verdrag van Verdun (843; kent uw geschiedenis) werd het onderdeel van het koninkrijk Midden-Frankrijk. Dat maar heel kort bestond – na de dood van Lothar de 1e in 855 werd het gebied opgedeeld naar Lotharingen in het noorden, Italië om de hoek, en wat Bourgondische bezittingen in het westen. Deze laatste stukjes werden later Savoie en Provence. En zijn zelfs even onder Arabisch bestuur geweest… De 10e tot 14e eeuw bleef het Savoie-stuk bij Bourgogne-Arles. Vanaf de 11e eeuw kwam daarbinnen het graafschap Savoie overigens sterk op als machtsfactor. Karel de vierde splitste ten slotte in 1361 het graafschap af van Arles waarop in 1416 Sisigsmund, Heilig Rooms Keizer, de graaf van Savoie verhief tot hertog; de eerste was Amadeus de … u raadt het al, Derde. Nog steeds lag Savoie aan beide kanten van de Alpen, in twee invloedssferen dus.
16e tot in de 18e eeuw – de Renaissance. De overgang van de middeleeuwen tot de Verlichting en Revolutie – hey, Savoie was zichzelf, maar toen toch wel een beetje en later nog meer, Frans angehaucht (sic). Al verplaatste Emmanuel Philibert de hoofdstad van Chambéry naar Turijn (tegen die verFransing) en kwam raakte men het kanton Vaud kwijt aan Bern. De langzame afschaffing van dat lijfeigenschap bracht een verdere versnippering van (wijngaard- en ander)landbezit met zich mee, maar ook een uitbreiding – start-ups die een succesvolle line of business en business model kopiëren waren ook toen al populair. De wijngaarden die voorheen alleen op redelijk vlakke grond (rivierdalen etc.) werd bedreven, steeg toen ook naar makkelijk zo’n 1000m. boven NAP of zullen we spreken van Niveau Environne de Côte d’Azur want da’s logisch-er. Om wildgroei (uhm) te voorkomen en (dus) de kwaliteit in de hand te kunnen houden, bedacht hertog Emmanuel Philibert een verbod op te vroege oogst. Om Savoie Nouveau-perikelen (overigens ook in de Beaujolais best alweer verder weg in het verleden maar niet zó) te voorkomen.
Er waren voortdurend oorlogen in de Savoie-Piemonte over control over Noord-Italië en de Alpen-passen. Waarbij ook Spanje meedeed omdat dat land bezittingen in Italië wilde beschermen tegen de Fransen. In de loop der eeuwen raakte het hertogdom Savoie-Piemonte (dat was een) haar zelfstandigheid kwijt en werd (officieel dan) onderdeel van het ‘Koninkrijk Italië’, nou ja, per 1714 bij het koninkrijk Sicilië, per 1720 (toen Sicilië aan Oostenrijk was geruild voor Sardinië) bij het koninkrijk Sardinië. De hoofden van het Huis van Savoy heetten toen Koningen van Sardinië maar de hofdstad bleef Turijn. Tussen 1792 en 1815 werd de Savoie as we knew it bezet door Franse revolutionaire troepen:
1789 – een jaar to remember sowieso. Doordat alle land van de edelen en kerk staatsbezit werd en vervolgens verkocht (huh, dat dus wel…) aan de kleine boeren, konden de betere wijnmakerende boeren betere grond kopen en herverkavelen, én voor eigen wijnmakerij gebruiken. Dit betekende nog meer vooruitgang in kwaliteit. Hierbij vergeleken had de aansluiting (we zullen geen Duits-Oostenrijkse term gebruiken hoewel het daar wel op neerkwam) van de Savoie bij Frankrijk (Verdrag van Turijn tussen Frankrijk en het Koninkrijk Sardinië…, 24 maart 1860) minder consequenties… In 1793 overigens vochten de gecombineerde troepen van Savoy, Piemonte en de Aosta-vallei tegen de bezetters in de Slag bij Méribel (Sallanches) maar ze verloren punt
Bij de Eerste Restoratie na Napoléon’s aftreden kwam tweederde van de Savoie weer terug bij Sardinië. De belangrijkste eenderde (waaronder Chambéry en Annecy) bleven bij Frankrijk. Na de Honderd Dagen terugkeer van Napoléon en Waterloo kwam ook de laatste derde per Congres van Wenen bij Sardinië, om de Fransen aan de zuidkant in toom te houden met bufferstaat Sardinië. De Tweede Franse Republiek (1848) probeerde de Savoie terug te pakken door 1500 man van Lyon naar Chambéry te sturen. Ze namen de stad, maar werden er door toegestroomde locals weer uitgeknikkerd. Tot de kongsi van 1860 dus zie boven.
En toen kwam de phylloxera1877 in de Savoie. Maar in de jaren ’80 werd toen flink heraangeplant op USA!USA!-onderstokken. Mede wegens de uiteraard door het plafond geschoten prijzen. De oude wijn(kwaliteits)hierarchie was inmiddels wel aan c.q. op de fles.In de 20e eeuw kwam eerst de Eerste WO voorbij, die heel veel man-kracht kostte ja zodat de wijnbouw op z’n gat kwam te liggen. Vrouwen inzetten zei u ..? Absurd idee. Toen e.e.a. een beetje was hersteld, sloeg de Crisis toe in de jaren ’30 – met een forse daling van de bevolking (men trok naar de steden) en van clientèle’s koopkracht. WO de 2e had veel minder repercussies.
Pas eind jaren ’90 van de vorige eeuw komen we in de Gouden Jaren van de Savoie-wijn. Met de Olympische Spelen in en om het vlakbije Albertville (auteur was toen in Valmorel) was er prima aandacht (Awareness-Interest-Desire-Action wie weet het niet nog..?) en met vele competities en medailles te vergeven in alle wintersporten én Franse wijn(bouw), kwamen er veel in de Savoie terecht, plots. En de AOCs kwamen voor het voetlicht. Tegen de dalende trends in op de Franse wijnmarkt – die tot gevolg had dat de marktvereiste kwaliteit de grond in zakte net nu de Savoie daarin piekte.
Nu deze eeuw is de zoektocht naar kwaliteit weer terug, net als de langzaam stijgende erkenning voor Savoie-wijnen.
Als laatste ‘trend’ zien we een divergentie tussen de kwaliteitszoekers die de (zeer-hoge)kwaliteitstraditie in stand houden, en de jongere garde die experimenteert om (zeer-hoge)kwaliteitstradities te creëren…


Anyway; we keren terug naar wijn en hebben dus, ik verwijs naar deze als compleet naslagwerk inclusief bijna-alle producenten een voor een geproefd dit topwerk, ook in print verkrijgbaar overigens (handiger, bijna). In de breedte ook buiten de Savoie, raadplege men de linktabel op deze. Op alfa-bet voor onze Savoie:

  • Aligoté (wit) – zie: Bourgogne. Meeldauwgevoelig, vroeg oogstbaar. ’nuff said.
  • Altesse (wit) – juist in de Savoie ook wel Roussette genoemd; hardcore Savoyard, en de meest verbreide witte met ongeveer 40% van de totale aanplant, bij elkaar zo’n 800 hectare. Met een stevig groeiende plant (uiteraard, anders wordt het lastig in het soms (sic) ‘afwijkende’ klimaat), met redelijk normale trossen en zeer ronde druiven. Maar met weinig opbrengst en laat rijpend (en met enige gevoeligheid voor ziektes…).
    Reken op exotische aroma’s! Vaak met citrus en kruidigheid (en mooie zuren), met veel rijpingspotentieel; de complexiteit kan dan flink toenemen. Sterker nog, waar deze begint met verse amandel en bergamot, plus wat ananas, perzik en kweepeer, levert een paar jaar opleggen ook honing, toast, noten-allerlei en zelfs witte truffel. Lees ook wat ik erover noteerde qua voorheen-‘eigen’ wijnen op onderstaande Monterminod, deze, met name in deze PDF, en deze.
    Vooral te vinden in Abymes, Apremont, Ayze, Chignin, Cruet, Jongieux, en ook te Frangy, Marestel, Monterminod, Monthoux en Saint Jeoire du Prieuré ja ook de niche van de niche komt aan bod. Met een R d’Ayze apart soms benoemd. Zie hieronder voor de diverse gebieden en uithoeken overigens. En daarbij, in dit geval: overlappend (..!) is er speciaal voor de Altesse nog de AOC Roussette de Savoie, voor deze met max. 50% Chardonnay maar waarom zou je als het pure product prima is. Alleen uit Frangy, Marestel, Monterminod en Monthoux en die mogen zichzelf daar nog weer bijplaatsen op het etiket.
  • CabFranc (rood; je méént het??) – best wel standaard, aan de lichte kant. Met kleine druiven en apart rood wordende bladeren in de herfst. Meer bijzonders valt er niet over te zeggen. Al vind ik persoonlijk de CabFranc vaak wat ondergewaardeerd. Ja, onrijp geeft ‘ie soms wat groene paprika, wat een prima plek heeft bij sommige gerechten overigens, maar beter gemaakt wordt die paprika al snel langs rood eigenlijk lekker zoetgeel en dan dus wel zeer mooi gebalanceerd. Dus.
  • CabSav (default rood) – ook zo’n standaard-geval. Hier wellicht nog wat marginaal door de behoefte aan warmte (maar niet te veel zie de rest van de zuidelijke helft van l’Hexagone. Maar als de maker ermee overweg kan (zoals Grisard; let op de bijzondere soorten), dan kan zich een heel mooi product ontwikkelen.
  • Chardonnay (wit) – Ja daar is ‘tie weer. Slechts 90 hectare overigens, het stelt niet veel voor. Hier (ook) met kleine ronde trossen en wat donkerder gele druiven. Zelfde verhaal: indien deskundig en mooi gemaakt, een mooi product. Otherwise…
  • Chasselas (wit) – Uniek Haute Savoie, met 80 hectare ook niet echt prominent (meer). Redelijk groeiend als plant, met nogal grote trossen met grote druiven. Dus niet al te makkelijk om er een goeie én echt fijne wijn van te maken. Ze zijn nogal dun maar wel makkelijk en liefst jong drinkbaar. En lijken een beetje op Jacquère maar dan met iets meer lichte boter, toast en gedroogd fruit – u herkent het lichte effectbejag in het maken. Wordt overigens lokaal ook wel Fendant Roux genoemd zoals bij de Zwitserse buren of Perlant bij de Genèveren; de dorpjes Ballaison, Douvaine and Loisin hebben de kern van de aanplant maar da’s maar 25 hectare. Sowieso is deze zowat exclusief te vinden in Crépy, Marignan, Marin en Ripaille, dus alleen met zicht op het Meer van Genève.
  • Chenin (blanc) ik kom er zowaar net achter dat, volgens de toch wel officieel ogende wiki-pagina met cépageshier in detail –, dat -blanc er niet bij hoeft… Nou ja. Wat valt erover te zeggen dan dat dit ‘ook’ een milde-modedruif is. En dat ‘ie met de hugenoten mee ging naar Zuid-Afrika alwaar ‘ie als steen groots werd. Maar ook hier kwam ‘ie al heel lang voor. En overal ter wereld; met inmiddels een stuk of tachtig synoniemen. Ik verzin dit niet. Al is de reputatie misschien nét wat minder dan de Echt Grote druiven, er valt een heel mooi product van te maken. Gewoon niet te vroeg oogsten is het devies. Zie bijvoorbeeld deze maker, in Crépy, die er een smakelijke IGP van maakt wegens de Savoie AOC-regels.
  • Douche Noire (redelijk zwart maar totaal rood) – oorspronkelijk uit de Isère / Saône. Verder ziet u ‘m wel terug her en der in de Jura, als Corbeau. En, net als alle andere druiven in Frankrijk, zijn er nog wel een riedel synoniemen te vinden. Minstens een stuk of vijf of je bent geen druif hè ..? Het is het bekende werk met, ook deze, grote druiven: Laag in de alcohol, niet al te ingewikkeld, vooral drinken in het jaar van botteling – dat niet errug ver na de pluk zal zijn. Hap slok weg. En dan wel plots opvallend bijdragen in blends… Maar na bijna te zijn verdwenen, is ook deze op de terugweg; met 35 hectare niet echt groot nog maar opgemerkt en niet helemaal vergeten. Onbekend en onbemind, maar top-gemaakte wijnen ook weer van bijvoorbeeld Grisard, best top. Jérémy Bricka maakt er een heel mooie wijn van.
    Reken dan op, inderdaad, een lichte teint rood, zelden echt helder, een beetje zuivel à vlier in de neus door het rood fruit, een (meestal) gebalanceerd maar fris mondgevoel en een rustige fruitige afdronk.
  • Etraire de la Duï – nog maar 10 hectare staat er van deze; in de (oorsprong de) Dauphiné is er niks meer. Opvallend zijn de ovale, olijfvormige druiven aan de tros. Doordat het een forse groeier is, moet het groen zeer kort worden gehouden. Robuust op berghellingen is ‘ie ook – vreemd genoeg kan ‘ie dan weer niet zo goed tegen echt winterse kou. En bestand tegen meeldauw is íe zeker. En de wijn is typisch ‘best stevig en tannineus’; mijn inschatting is dat onoplettendheid in de maak, leidt tot wat hardere wijn maar echt veel aandacht iets heel moois ervan kan maken. Voor het overige kunnen we verwijzen naar Persan, qua profiel. Jérémy Bricka maakt er (‘Étraire de L’Auduï’) een heel mooie wijn van.
  • Gamay (licht rood) – het gaat (vele Beaujolais-liefhebbers) vast te ver om dit een ‘typische Savoie’-druif te noemen maar dat is ‘ie wel. En groeiende, met nu zo’n 240 hectare. Wegens zich thuisvoelen op niet al te rijke bodems en geen overmatig warm klimaat, ook. Al is nachtvorst in het vroege voorjaar Niet Fijn. Ook deze heeft niet-ronde (eigenlijk hier: onregelmatige) druiven die een vrij troebele (sic) wijn geven; filtrage en débourbage is dus wel nodig. Met dus heel veel cassis en framboos in de neus en smaak, met soms een beetje appel en peer erdoorheen, maar ook na rijping (die prima kan) iets peperigs. Weinig tanninnes maken een licht behapbaar product.
  • Grignet (wit) – alweer een zeldzame, ditmaal een echt bijna verdwenen herontdekte. Slechts 23 hectare zijn er nog van deze Haute Savoie-unieke. Die overigens wel weer in de belangstelling staat; na Persan de volgende die heropkomt. Een robuuste groeier (gelukkig), verder niet opmerkelijk. Maar deze komt terug… want voor subappellatie Ayze moet er 50% in de fles zitten. En eigenlijk ‘gered’ was door de aparte aanplant-ligging weg van de snelweg, in het Ayze-gebied bij Ayze (dûh), Bonneville en Marignier.
    Qua smaakprofiel is ‘ie overigens wel opmerkelijk; laag-alcoholische makkelijk wegdrinkende witte met appel en kweepeer en soms wat bijna zilte mineraliteit. De bubbels hebben wat meer witte bloesem, citrus en jasmijn.
  • Jacquère (wit) – Een stevige soort, maar houd ‘m in de hand anders schiet ‘ie door. Wel de topper (qua productie) van de streek met zo’n 800 hectare. Snel drinkbaar, laag-alcoholisch meestal, met witte bloesem en dito citrus, naast wat lichtfruitigs – denk aan peer, lichte perzik, grapefruitnootjes, en wat kalkige mineraliteit neigend naar vuursteen. Nadeel: Moet vaak worden gechaptaliseerd bij te hoge opbrengsten; doe dat dan ook niet zou ik zeggen.
  • Joubertin (Noir – rood dus ja) – ‘vergeten’ is een understatement. Een volle 2 hectare stond er bij laatste telling (2010). We praten dus over een krappe 3 voetbalvelden. Totaal. Genoemd naar de ontdekker. Produceerde rijkelijk veel, tot de Phylloxera. Geeft geen knalsmaak maar wel zeer donker sap, vandaar dat ‘ie voor de kleur werd meegeblend. Er schijnen (schenen) ook een paar stokken in Argentinië te zijn beland maar die is men kwijt. Net als in de Savoie, lijkt het. Nu weet u alles wat het Internet weet van de Joubertin. Op een handvol synoniemen na. Een handvol slechts dat zegt genoeg.
  • Malvoisie (wit) – eigenlijk geheel onbekend in de Savoie, tot de Grisard-broers deze terug van weggeweest brachten in een eigen monocépage. Zie overigens Vermentino! Ja die is in heel Zuid-Frankrijk weer in opkomst, onder de eerste of laatste naam.
    Overigens hebben de Grisardjes ook nog de Petit Arvine, ook als IGP, die verder behalve in Aosta (zie elders [link volgt]) nauwelijks of niet te vinden is en zelfs ter plekke weet men van deze niet. Maar de broers maken er een sport van de bewaarders van erfgoed te zijn, samenwerkend met de universiteit van Neufchateau houden ze ook de genetische bank voor Abondance Noire, Etraire de la Dhuy (zie elders), Corbesse oftewel Chatus, Hiboux Rouge of -Noir, Humagne, Jurançon Noir of Gonni, Persan (zie elders), Montruchon Rouge de Maurienne, Servénèze de Voreppe, Tréfort (Geusche noire), Bia gris, Blanc des Roses, Pinot Noir Gris Blanc eenhuizig (aan dezelfde plant!), Pinot gris (zie elders), Blanc de Maurienne oftewel Rèze, Gouin (blanc 2eme), Cacaboué, Hiboux Blanc, Maclon ou Fusette oftewel St Pierre Doré, Melon de Bourgogne (lokale variant), Mondeuse blanche (zie elders), Petite Arvine dus, Piolac, Servanin, en ten slotte Verdesse (zie elders). Wie beweert deze allemaal te kennen: schaamt u! Maar wel, naast een licht (?) merkbaar effectbejag, een mooie zaak van de G-men.
  • Marsanne (wit) – heel andere koek, qua bekendheid. En qua kwaliteit. Krachtig van smaak, maar met weinig zuren. Geeft wel lekkere bloesemtonen met (hazel)notigheid erdoorheen punt
    Wie zoekt, vindt weinig meer dan dat; zelf proeven lijkt het devies.
  • Merlot (rood, wacht dacht u?) – is wel aangeplant maar verder wordt deze een beetje genegeerd. Nieuwkomer, ugch.
  • Molette (wit) – sinds de komst van AOC Crémant de Savoie moest de CdS Seyssel Molette voor 70% uit molette bestaan niet de andere vereisten. Terwijl de Molette zowat verdwenen was… En is; met 29 hectare and counting down zullen we ‘m toch niet moeten gaan missen? Er is nog slechts een ‘conservatoire’ over om de oude kloon (Heunisch Weiss × Gringet of toch ? × Gouais ..? er zijn slechts twee kloonnummers bekend; 1039 en 1230) te behouden voor het nageslacht, in de Savoie dan wel ja. Puur voor Diversiteit zou het toch jammer zijn. Al is het een druif die typisch kan shinen als bijdrager in een blend (met name bij Altesse) want zelf is het profiel weinig uitgesproken of apart. Opvallend is dat in de Bugey wat meer Molette voorkomt – wat aldaar de Mondeuse Blanche zelf blijkt te zijn…
  • Mondeuse (‘Noire’, rood, dé standaard rood) – ah, da’s heel andere koek! De ster der sterren onder het groot rood. Werd (ook!) al door de Allobrogen verbouwd nog vóór de Romeinen binnenvielen de de wijbouwboel overnamen. Columella, de nummer 1 Romeinse gastronomieschrijver, noemt de Mondeuse als de druif “die in de sneeuw rijpt”. Typisch een kampioen op rotspuin, mergel en kalk. Voor de allerbeste ervan, zie: Arbin hieronder. Komt typisch in purper uit de druif, met mooie zuren en prima geïntegreerde tanninnes. Denk qua smaak aan rood fruit (zeker aardbei, aalbes, framboos en pruim) en lichte bloemigheid (viooltjes hoor je vaak sorry dad joke). Ook wat meer op wild gerichte tonen komen door (denk: witte truffel), en zeker ook kruiderij en spijzigheid (witte peper, kaneel en kruidnagel). Zorg er wel voor de wijn minstens een jaar of 8 à 10 te laten rijpen daar wordt ‘ie echt veel beter van. Ik proefde recent een tien jaar oude en dacht ‘ja die gaat nu pas open’. Als ‘ie gemaakt is om makkelijk en echt jong te drinken, is een jaar nog steeds wel de minste wachttijd.
  • Mondeuse Blanche (tsja wit) – zeldzaam; 8 hectare ongeveer, da’s niet echt veel. Maar niet helemaal vergeten. Bijvoorbeeld Perceval maakt er een heel mooie van. Gematigd in alles wat groei betreft en beslist aan de late kant qua oogstbaarheid, maar dan wel met een fors bewaarpotentieel. De betere kunnen gemakkelijk 20 à 30 jaar mee… Qua profiel niet al te uitgesproken; wel met wat fruitigheid (abrikozen, perziken, pruimen) maar ook citrus-allerhende en meidoornbes jawel.
  • Persan (rood) – die de trend van herontdekking van bijna-verdwenen druiven in de Savoie aanslingerde, zeker toen de Grisard-broers zich ermee bemoeiden. Waarschijnlijk werd het oeroude Persan-ras geïntroduceerd tijdens de Romeinse bezetting. De druif groeide in die tijd weelderig langs de Isère. In Valle di Susa, een vallei in het westelijke deel van Piemonte, is het ras nog steeds te vinden onder de benaming Becuèt. Gedurende heel lange tijd was het de belangrijkste druif in de Franse Vallée de l’Arc, in de Savoie. Enkele schrijvers uit de 19de eeuw vergelijken de druif zelfs met syrah uit Hermitage. De 201 ha van in 1958 daalde tot amper 3 ha in 1994. De ‘Pers’ is echter aan het heropbloeien, dankzij een twaalftal domeinen die de druif opnieuw hebben aangeplant.
    Persan is een moeilijke plant. De druif ontbot zeer vroeg maar komt pas laat tot volle rijpheid, zowat 20 dagen na chasselas. De trossen zijn compact en conisch-cilindrisch. De bes is vooral klein en ovaal met een donkerblauwe en eerder dunne schil, goed resistent, maar wel met het risico op verbleken en verleppen bij volle rijpheid. De pulp is sappig met een bittertje. Het ras is gevoelig voor oidium (echte meeldauw) en mildiou (valse meeldauw) maar biedt daarentegen stevig weerstand aan waterstress. De druif gedijt prima in een kalkachtige bodem op goed georiënteerde hellingen. Maar het blijft al met al een qua weer-versus-rijping lastige klant; alleen in warme jaren komt ‘ie echt volledig tot rijping. Als wijn is ‘ie diep rood, met duchtige tanninnes en behoorlijk wat zuur. Ook hier weer 1. rood fruit en dan de rest, in dit geval viooltjes, peper en andere kruidigheid. Dus niet te vroeg drinken want dan is ‘ie te ruw. Wacht liever een jaar of 10!
  • Pinot Gris (wit) – kreupelhout, wat rokerigheid en florale neigingen. ’nuff said. Opvallend anders dan ‘tussen grigio en Elzasser’ kunnen we het niet maken. En je ziet ‘m ook niet echt, in de Savoie. Behalve dan bij … die broers weer, among a few others. Zoals in de Crépy ; zie daarvoor deze maker die er een smakelijke IGP van maakt wegens de Savoie AOC-regels.
  • Pinot Noir (rood) – een beetje idem, een beetje marginaal ook (met maar 100 hectare) – zeker door de klimaatgevoeligheid; voorjaarsnachtvorst is hier het probleem evenals evenals overal elders ook de (klimaatgeïnduceerde) ziektegevoeligheid. Vroeg uitlopend (ziedaar de oorzaak) en vroegrijp, al zijn we ‘hier’ wel zuidelijk genoeg om een volwassen sap met (potentieel) veel fenolen et al. te krijgen: Normaliter zo’n 5mg/ℓ anthocyanen en 52μg/kg resveratrol, naast 30mg/ℓ flavenoïden. ‘t Was wel ooit de Allobrigica: vin des Allobroges, dus men was toen ofwel tevreden met regelmatig een misoogst, ofwel héél kundig wijnbouwer, ofwel het klimaat was toen anders… De wijnen zijn overigens redelijkerwijs-standaard PN; wel (in mijn ervaring) met een alpien ruw kantje als ze jong zijn. Maar met wat jaren (die ze zeker kunnen hebben) wordt dat meer een hint, en is de kwaliteit normaliter net als elders aanzienlijk toenemende met veel meer complexiteit in het profiel en in de smaak.
  • Poulsard (Noir, rood dus; er is ook een blanc-variant maar niet hier) – een eeneiïgtweelingbroertje van de ploussard uit de Jura. Schijnt naar de qua vorm beetje op pruimen lijkende druiven te heten. In de Savoie komt ‘ie voor, maar nou niet echt uitbundig. Er komen wel zéér verfijnde wijnen van, met veel fruit en animale tonen, maar met niet heel veel structuur of kleur. Qua uiterlijk wordt de wijn wel met de kleur van uien vergeleken; geen compliment zullen we maar zeggen. Rijpen kán, maar het is niet zo dat we daardoor tophits krijgen. Vandaar dat deze meestal in blends met PN en (in de Jura dûh) trousseau te vinden is, en hier marginaal blijft.
  • Roussanne (wit) – bekend van de Châteauneuf-du-Pape in de (enigszins) buurt; alhier vooral Bergeron genoemd. In de Chignin-Bergeron juist ja. Lekker volle wijnen geeft deze, met veel smaak op een basis van goeie zuren. Denk dus aan honing, abrikoos, peer en kweepeer, met een hand noten, gegrillde amandel en heel lichte kruidigheid, specerijen en een pepertje, wat acacia, lindebloesem en kamperfoelie, en ook wat mango en bijenwas zelfs. Not too shabby, als het uw stijl is. Jammer dat ‘ie lang nodig heeft om te rijpen en heel wisselende opbrengsten kent, dus een beetje een gokje voor de wijnmakers.
  • Roussette d’Ayze (wit) – officieel een kruising (Altesse × Heunisch Weiss) maar praktisch (wijnbouw, smaak, etc.): zie Altesse hierboven en Ayze hieronder.
  • Savagnin – ook deze is oeroud in de Savoie, en bijna niet meer te vinden. Elders als Traminer nog wel, overigens, maar ook onder die naam en andere synoniemen is het marginaal – met uitzondering van de Jura (de druif komt oorspronkelijk ook vanuit Duitsland binnengezeild…), waar ‘ie schittert in de vin jaune de Château-chalon en de vin de paille. Ook in de Savoie (nou ja, met name in een miniem hoekje van de Crépy waar ‘ie gered is) levert ‘ie kwaliteit! Zie daarvoor deze maker die er een smakelijke IGP van maakt wegens de Savoie AOC-regels. De wijnen hebben een zeer fors bewaarpotentieel en zijn sowieso stevig, complex en hoog in de alcohol (maar wel met onderliggend fraaie zuren).
  • Servanin (rood) – ook al zo’n zeldzame ‘onder beheer’ bij o.a. de Grisards. Met een wijn die ofwel veel donkere ofwel weinig kleur heeft, afhankelijk van de rijping die is gehaald (vroeg uit de knoppen, laat qua oogst dus dat is een flinke tijdsspanne) maar altijd laag in de alcopercentages, en vrij zuur en stevige tanninnes. Een acquired taste, in ieder geval.
  • Frühroter Veltliner (wit ondanks z’n naam) – hoe het eerste woord door Fransen wordt uitgesproken… En het tweede zal wel niet veltliner zijn zoals het ergens oostelijker in de Alpen hoort maar Weltlineeh. Vhateveeh. Noem ‘m dan maar Velteliner Rouge Précoche… Natuurlijke (sic) kruising van de Rode V en Sylvaner ook al zo’n kounietkleum. Vaak wordt de mooie zuurgraad genoemd hoewel met een best vet mondgevoel en vooral opvallend lichte aroma’s. Qua alcohol kan het nogal uiteenlopen – als uitkomst van druifrijpingsgraad uiteraard én omdat deze de neiging heeft om makkelijk te madeiriseren tijdens en na het maken. Overigens qua smaak behoorlijk neutraal dus niet echt een topper, zo lijkt het. Even aan de broers G. vragen oh nee zelfs die hebben ‘m niet.
  • Verdesse (wit) – maar dan van het steviger soort, met een grote potentie om heel goed te zijn als wijn – als de makers er maar niet mee klungelen. Dan is ‘ie gul/vol van smaak en behoorlijk hoog in de alcohol, met veel smaakelementen-allerlei en vooral vegetale (maar beslist niet muffe) en bloesemige kanten. Jérémy Bricka maakt er een heel mooie wijn van.
  • De witte Bia, Mondeuse Grise en Petite Sainte-Marie, en de rode Corbeau, Dousset en Hibou heb ik maar even (nog) niet behandeld. Mógen, een heel klein beetje, in Chautagne-blends, mits van tevoren aangevraagd en officieel goedgekeurd. Dat is wel extreem ‘klein’ allemaal. Zelfs de maatregevende Cépages-site heeft voor sommigen alleen de naam (met nul aan info), voor sommigen nog niet eens de naam…


Respectievelijk Altesse, Gringet, Jacquère, Roussanne, Chasselas, Mondeuse en Persan.


OK. Dat was het druivenwerk. Dan het geo-werk; waar staat dat spul dan zoal… Waar (best hoog) in de Alpen… Op een 250-600m. boven “NAP“. Gelukkig met eigen microklimaten, die ‘s zomers zelfs heel aangenaam warm zijn; voor-alpien en continentaal met mediterrane invloeden heet dat. Nooit echt bluddy hot of indien toch, kruip dan maar naar de meren, Léman en Bourget met name en de rivieren ertussen die sowieso de pieken en dalen van de thermometer flink dempen; het is daar uitstekend toeristisch toeven en dat doen de druiven ook. En dan staat het meeste spul ook nog op zuid- en zuidoost-georiënteerde steile hellingen dus beter kan uw zonnepaneel niet staan, daaro. Met zulk weer all-year houden ook de vijg, olijf en amandel het er goed uit dus druiven, niet zeuren.

En qua subgebiedjes (AOCs!) is het ook een flinke lijst – ditmaal ruwweg van noord naar zuid of as the crow drives. Bear with me u zult zien verderop wordt het allemaal wat meer to the point…:

  • Beginnende in de Bas-Chablais, op de Chasselas-tour. Hoewel daarvan nog maar 100 hectare staat terwijl voor de (vier sub)appellatie(s) er ten minste 80% Chass in moet zitten. Te weten:
    • Ripaille – 20 hectare rond het kasteel van … jawel Ripaille. Dichtbij het meer. Hier staat al sinds mensenheugenis of in ieder geval voor-Romeinse tijden aanplant. In de middeleeuwen was dit persoonlijk bezit van het Huis van Savoy – die het wijngebeuren hadden geoutsourcet naar de lokale monniken, eerst de kanunniken van Sint-Augustinus, de karthuizers van Vallon tweedst. Toen was het tijd voor de Franse Revolutie, en werd de boel herhaaldelijk verkocht. Tot uiteindelijk de gemeente Thonon les Bains het kasteel in beheer kreeg. Sinds 1976 (toen de vrai état notsomuch markt nog gunstig was) een private familie het kasteel overnam.
      Het terroir dan. Gletschermorene, geeft zand/gravelbodems, prima poreus. Met een zacht klimaat wegens Het Meer.
      Alle wit, 80% Chasselas, de rest … Chardonnay, Aligoté, Grignet, Altesse, Mondeuse Blanche, Roussette d’Ayze en Velteliner Rouge Précoche. En sinds 2021, in geval van Ripaille, op voorafgaande officiële goedkeuring, tot 20% Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en Pinot Gris. Voor de sub-appelation overigens net wat strengere eisen inzake alcoholpercentages en lagere opbrengstmaxima. Dit alles geeft een licht gele wijn, citroenig, meidoornig, met zachte amandel, acacia en ananas. Ad 660 hectoliter per jaar, voor de detailliefhebbers.
    • Marin – Ook aan het meer, wellicht dat de naam het al weggaf… oh nee het is geen zee maar een meer maar meer dan een vennetje, natuurlijk. En dan bedoelen we ook aan het meer; er lopen nog een treinbaan en een 2-baans autoweg langs het strand maar een stap opzij en je staat in de wijngaard. Na sterke teruggang vorige eeuw, nu nog zo’n 14 hectare. Met een unieke groeibegeleiding die kruisvormige planten geeft. Dat zou teruggaan tot de middeleeuwen, maar een andere theorie is dat Napoleon tijdens een langstrekken (die vent is ook overal geweest…) op de (triomfantelijke) terugtocht uit Italië de daar gerecruteerde landarbeiders hier aan het werk zette en ze dan maar hun traditionele wijnbouw volgden: Vitis Vinifera tegen kastanjebomen op laten groeien (de oorspronkelijke, natuurlijke groei van Vitis ..!) en dan links-rechts uitlopers. Hiermee werd prima rendement gehaald op beperkte oppervlaktes, tot tienmaal normale oogsten. Deze en crosses groei trekt de plant namelijk hogerop van de grond, en daarmee is de lentevorst aan de grond minder een issue én insecten en ziektes (denk: phylloxera) kunnen er net wat minder goed bij.
      Dat alles op de zachtglooiende heuvels tussen Evian en Thonon les Bains, met prachtige uitzichten over de hele (Zwitserse) kust – hebben de wijnstokken ook eens wat. De grond op de terrassen is er, anders dan elders, rijk en diep (water)doorlatend, eigenlijk meer zanderige rivier/meergrond dan berg. De heuvelzijden hogerop zijn weer ‘normaal Savoyard’ steenslag en -gruis met aarde gemengd, lees gletschermorenen.
      Alle wit, 80% Chasselas, de rest … Chardonnay, Aligoté, Grignet, Altesse, Mondeuse Blanche, Roussette d’Ayze en Velteliner Rouge Précoche. En sinds 2021, in geval van Marin, niet alleen op eerder officiële goedkeuring voor druifgebruik maar zelfs voor aanplant, tot 5% Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en Pinot Gris.
      Dit levert lichtgoude wijnen, met veel witte bloesem en wit fruit. De smaak is verfijnd met duidelijk ziltige mineraliteit.
    • Marignan – op de enkele helling aan de voet van die rare punt Mont Boissy, in de gemeente Sciez (zoek maar op). Een miniem gebiedje; 3,8ha met per jaar zo’n 100 hℓ opbrengst… De wijnbouw hier gaat terug tot 930 met de stichting van het klooster van Notre-Dame-de-Filly, nog onder Rudolf II nou dan weet je het wel..? Al eind 14e eeuw was men bezig met verfijning van een en ander op een modelboerderij, en – reuzensprong later – sinds 1934 waren het de familie Guyon op het Château de Brenthonne en de Tour de Marignan-kelders waar het wijnmaken in leven werd gehouden. Een van de bijgebouwen bij die laatste is als 11e-eeuws Huis de oudste kelder in de Savoie.
      Met een ligging op de noord- en noordwestelijke flanken van de berg én met zonreflectie van de westelijke kant van de Poel van Léman, is het er voor de druif goed toeven. De grond is al van het Crépy-plateau, dat wil zeggen kalksteen, maar dan wel van een heel oude morene. Met ook een stukje Aquitaans (huh? da’s flink-elders, geografisch, maar toch) ‘molasse’, een mergel/zandsteenmengsel-met-wat-klei van 700m. dikte, waar dat ligt dan.
      Doordat de meeste wijnen hier sur lie worden opgevoed (en de zon niet echt overdadig is), vinden we ze lekker licht parfummig en fruitig – denk dan aan citroen, ananas, geurige witte bloempjes en vergeet-me-nietjes.
    • Crépy – doet z’n naam verre van (on?)eer aan. Sinds de twaalfde eeuw alweer werd hier wijn verbouwd; eerst nog als onderdeel van het hiervoor genoemde klooster van ND-de-Filly, maar daarna over naar het privébezit van Richard de Ballaison. Die de b.. had om de kloosterlingen verder hun gang te laten gaan met verfijning en verdeling, dus niet Dunning-Kruger ikke-doen zo nodig wat anders. Zodat de kwaliteit er alleen maar op vooruit ging en nog steeds Hoog is. De Crépy is sinds 1948 een aparte AOC, rond Douvaine, Ballaison en Loisin op de nota bene noordwesthellingen van de Boissy-heuvels (kalkrijke gletschermorenen) met zicht op het meer. Toen met maar 50ha, nu is daar nog 25ha van over. Alle wit, 80% Chasselas, de rest … Chardonnay, Aligoté, Velteliner Rouge Précoce, Altesse, Mondeuse Blanche, Gringet en Roussette d’Ayze. En sinds 2021, in geval van Crépy niet alleen op eerder officiële goedkeuring voor druifgebruik maar zelfs voor aanplant, Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en Pinot Gris.
      De wijnen, veelal sur lie gemaakt, zijn heel licht goudgeel, droog in de mond en met delicate aroma’s van amandel, meidoorn, verse hazelnoten en daarbij opvallenderwijs wat ziltigheid.
  • Ayze – ook wel Côte d’Arve want die stroom hier en ja het is maar een vlek op de kaart. Niet alleen “Roussette d’Ayze” a.k.a. Altesse komt van hier. Op de Côte d’Arve, de zuidelijke kant van de Mont le Môle van het Massif des Pré-Alpes du Chablais bij Ayse (met een s) en Bonneville, dus ‘tegenover’ de Bas-Chabliassen als hierboven; ook ‘molasse’ dus, een mergel/zandsteenmengsel. Grignet is dé specialiteit hier, en die zit er voor minstens 50% in om de subappellatie te mogen dragen met de rest Roussette d’Ayze en Altesse. Zie aldaar voor het smaakprofiel; dat is (dus) 1-op-1.
  • De voor-Alpen dan, zoals ze die hier noemen. Wij zouden zeggen bijna echt hoog maar laten we het op ‘heuvelig’ houden..:
    • Vallee des Usses oftewel Frangy – sinds 1039, volgens een document van het klooster van Cluny. Na de oorlog was het allemaal niet meer te doen met wijn maar stapte men over op met name veeteelt. De laatste jaren is die trend weer aan het keren, al staan we nog pas op 18ha met 692hℓ productie rond de dorpjes Chaumont, Désigny en Frangy zelf. De AOC Roussette de Savoy Frangy is van 1973. Dat alles aan de voet van de Mont Vuache (aan het noordereind), met stenige morene-grond eerder dan klei overigens. Er is hier veel zon, een gunstig klimaat en een riviertje, de Castran plus de rivier Les Usses.
      Dit geeft duidelijk gele wijnen met een gouden touch. Qua neus is er veel bloemigheid met viooltjes, fruit-allerlei, hazelnoot, amandel, honing en bergamot zelfs. Het mondgevoel is nogal pittig maar wel met exotisch fruit en citrus, plus (dus) duidelijke mineraliteit.
      Qua toerisme is het Museum van de Koe natuurlijk niet te missen, overigens…
    • Seyssel – uit Seyssel (dûh) en Corbonod. Een beetje aparte bedoening hier. Van de 11e tot en met de 13e eeuw waren het de monniken van Arvières die hier bezig waren, en daarna ook flink aan expansie trokken – alles relatief zoals dat toen ging uiteraard. De stad Seyssel ligt op beide zijden van de, daar is’tie dan, Rhône. Daardoor werd de stad gedeeld tussen het koninkrijk Piemonte (en Savoy!) en Frankrijk. Toen het (nu!-)Franse deel van Savoy bij Frankrijk kwam (1860 da’s best kort geleden dat leer je niet/nauwelijks met geschiedenis op school!) bleef de stad in een spagaat tussen de departementen Ain en Haute Savoy. Al in 1927 begonnen de wijnmakers gezamenlijk een eigen koers te gaan hoewel de AOC pas in 1942 werd gevestigd. #VerdachtePeriode.
      Omdat we het hier hebben over de Rhône-vallei, ziet het er net wat anders uit, meet veel vlakker naar de rivier aflopende gaarden, op kleiïge morenen op de linkeroever en stenige, zand/gravel-morenen aan de rechterkant. En dan is er nog het aparte stuk ingestorte-breccia (soort sinkhole-tot-steenformatie) bij Corbonod, bestaande uit scherpe brokken kalksteen, 20m dik en, jawel, afkomstig van de Jura – het tijdperk, niet de streek… Zie voor details deze PDF. De Altesse staat op de kleiïge morenen terwijl de zand/gravelgrond vol staat met Molette – zie aldaar want in de directe buren de Bugey héét de Mondeuse Blanche nou net weer Molette. Duidelijk?
      De lichtgele wijnen (die volledig Altesse zijn anders geen AOC Vin de Savoie Seyssel) hebben vooral geuren op het viooltjes-peer-bergamot-passiefruit-spectrum. Met een vol maar fijn mondgevoel. De bubbels (typischiets van hier) zijn heel helder en met citrus, bloemigheid, abrikoos en perzik lichtjes aan de zoete kant – maar wel fraai en lang qua smaak. Ze zijn ten minste 75% Molette en (ook) 10+% Altesse, naast wat Chasselas. Als de stille witte geheel Molette is, mag er AOC Seyssel Molette op het etiket; volgt u het nog?
  • De gebieden bij het Lac du Bourget:
    • Chautagne – in de subapp-AOC rood en rosé, minstens 90% Mondeuse, Gamay en/of Pinot Noir; CabSav, Persan en/of CabFranc mag erbij maar dus niet te veel. In het wit, veel/50%+ Jacquère verplicht veel, en Altesse, Velteliner, Aligoté, Mondeuse Blanche en Chardonnay. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 5%-10% van de blend (afhankelijk van de lezing), ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris in wit of Corbeau, Dousset, of Hibou Noir in rood, mits dit gebruik van tevoren officieel wordt goedgekeurd.
      Men schat dat hier al voor-Romeins werd verbouwd. In de 16e eeuw was hier een flinke landslide die een groot deel van de wijngaarden overspoelde, maar de boel werd her(ver)bouwd. Tot grote reputatie; koning Amadée III van Sardinië (ook zo een voor de geschiedenisles) was fan. De AOC Vin de Savoy cru Chautagne is van 1973; vrij uniek voor de Savoie geldt die voor zowel rood als wit.
      De ligging aan het noordeind van het toeristisch zeer aantrekkelijke Lac du Bourget (het grootste natuurlijke meer van Frankrijk) is op een vloed-vlakte die nogal moerassig is naast een enorm populierenbos. De steile oostelijke heuvels liggen daar een km of 15 langs. Geo-gezien is het de uitholling door zowel de Rhône- als de Isère-gletschers. Vandaar ook het meer. Het klimaat wordt Provençaals genoemd, gemiddeld (sic) 20° met warme zomers en milde winters. De bergen eromheen zijn hoge kalkrotsen (van Gros-Foug, voor de ingewijden) die warmte vasthouden en uitlopen in de lagere miocene molasse (mergel/zandsteenmengsel); dat geeft in de wijngaarden best veel steenpuin én heel vroege oogsttijden; meestal al begin september. Wie de diepte (althans verder de grond) in wil, kijke op deze.
      De wijnbouw is geconcentreerd rond het dorp Serrières-en-Chautagne (en Motz, Ruffieux en Chindrieux) en levert vaalgouden witte wijnen met witte bloesem-allerhande voor de Jacquère en geel fruit voor de Altesse. Het rood is robijn, voor de Gamay en PN, en wat meer paarsig (violet) voor de Mondeuse. Qua smaak is rood ook zo verdeeld: rood fruit en wat (pioen)roos voor de Gamay en PN, en zwarte bessen, viooltjes en duidelijk wat witte peper voor de Mondeuse.
    • Marestel – ook wel Marestel-Altesse omdat er zowat alleen Altesse staat, dus. Rond Marestel en Lucey tot Jongieux. Het was naamgever Claude Mareste die de Altesse van Cyprus haalde ..! Teruggekomen van een kruistocht (werkvakantie ..?) gaf hij de druif als huwelijkscadeau aan Anne de Lusignan, dochter van de koning van Cyprus, toen ze als Misses le Duc de Savoy verder ging. Zie hieronder bij Monterminod! Als wijnadviseur van de Hertog Savoy Emmanuel-Philibert zelf was het leven goed en werd Claude Baron (niet Maar an dus) gemaakt. Hare Altesse noemde de wijn daarna Marestel zo is de cirkel rond. Het kasteel en ommelanden van Lucey werden in 1817 verkocht aan de Graaf van Boigne – de familie is nog steeds eigenaar van de oorspronkelijke wijngaarden.
      Wie denkt dat Altesse gewoon een vertaling is van (?) Hoogheid zoals ze in de Pays-Bas zeggen: Dat klopt (ook), volgens mij ook. Naar de hertogin. Hoewel het natuurlijk iets te maken kan hebben met de gemiddelde hoogtes die nodig zijn om ‘m te laten schitteren maar dat is een saaie variant van het verhaal.
      Aan de voet van de Montagne du Chat staat de wijn bij de plaatsen Billième, Jongieux, Lucey, St-Jean-de-Chevelu en Yenne op steile hellingen (30 tot 70%) op het zuidwesten dus lekker in de avondzon, op klei-kalkbodems en Jura klaksteensplinters. Met het Lac du Bourget als klimaatkalmeerder vlakbij. Dat geeft wijnen die vaalgeel zijn als ze starten, maar een mooie gouden gloed ontwikkelen bij wat oudering. En veel tropisch fruit hebben in de neus en mond, met ananas, viooltjes, perzik en bijenwas erbij als ze jong zijn maar later ook honing, specerijen en kruiden, gedroogd fruit en kweepeer. Al met al blijft het wel fris, hoor.
    • Jongieux – in de subapp-AOC rood en rosé, minstens 90% Mondeuse, Gamay en Pinot Noir. En Jacquère, Altesse, plus wat Chardonnay, Velteliner en Aligoté voor wit.
      Net als de buren in Marestel is de wijnbouw zéker van voor 1600 maar hoe ver terug ‘weet men niet’. Pas in de jaren ’90 hebben de wijnbouwers collectief besloten (Marestel en) Jongieux eens flink te reorganiseren qau aanplant om makkelijker bij de gaarden te kunnen komen en er te werken. Ondertussen erosie bestrijdend. De toplaag is her en der zo dun, dat men soms de nieuwe aanplant met een pikhouweel rechtstreeks in de rosten bikt.
      Qua rood is de wijn robijnrood voor Gamay en Pinot Noir, wat meer violet voor Mondeuse. De eerste twee zitten sterk op het rood fruit met wat rozigheid, de Mondeuse geeft meer viool met zwarte bes hoewel witte peper de boventoon voert.
      De rosé is koraalrood ..! En van allerlei smaak.
      De vaal/witgouden witte zit op geel fruit voor de Altesse en witte bloesem voor de Jacquère, maar beiden hebben nog een heel breed palet aan (potentiële…) aroma’s. Deze gaan overigens (ook) onder het label AOC Roussette de Savoie (al of niet ~Marestel) de deur uit. Logisch. ..?
      De witte wijn moet by the way ten minste 80% Jacquère zijn, met net als bij Apremont, Cruet en Saint-Jeore-Prieure de rest van Aligoté, Velteliner Rouge Précocé, – alles Altesse hier. Op de lagere hellingen van de Mont Charvaz rond het dorpje Saint Jean de Chevelu dichtbij de oevers van het meer maar net achter een eerste heuveltjesruggetje waardoor er een kom ontstaat met zelfs een Lac de Saint Jean de Chevelu. Waardoor er wel klimaattempering van het grote meer vlakbij is maar ook (flink zonnige) zuid/zuidwestelijke exposure is van de wijngaarden op losse mergel en stenige morenenresten. Waardoor de wijnen allemaal goed rijpen maar heel verschillende karakters kunnen hebben. Tot de verschrikkelijke kou van 1956 wie herinnert het zich niet stonden hier dan ook vooral veel olijfbomen.
      De witte wijnen zijn dan ook een wat dieper geel, met aroma’s van bijenwas, een beetje jam bijna, en geconfijte citroen. Met een fluwelig mondgevoel en veel concentratie.
  • Ook bij Charpignat (vroeger nog sub-AOC) en Le Bourget du Lac (du B… ik hou van recursie) – wordt wijn verbouwd die als AOC Vins de Savoie de deur uitmag, maar veel stelt het niet voor.
  • Waarna we opschuiven naar La Cluse de Chambéry, met eerst
    • Het Massif des Bauges:
      • Monterminod – eerst even over Chateau Monterminod: Dit was en is bakermat van de Altesse-druif, zegt men zelf – voordat ‘ie bij Marestel et al. aansloeg. De wijngaarden van Monterminod werden per decreet van de bekende (toen, dan) Humbert-aux-Blanches-Mains (‘maakt-z’n-handen-niet-vuil’) in de elfde eeuw aangelegd op initiatief van Sint Odilo van Cluny, om de broeders die een kolonie stichtten aan de oevers van het Meer van Bourget warm te houden. De wijngaarden liggen om het chateau, dat tegenover Chambéry op de oosthelling aan de andere eind van het meer een bijzonder strategische positie inneemt in de verdedigingslinies van de Savoie.

        Volgens de Franse geschiedschrijving komt de Altesse van Cyprus. In 1432 had hertog Amédée van Savoie het slimme idee om zijn zoon aan de dochter van de koning van Cyprus te koppelen. Deze Anne de Lusignan had de bijnaam ‘mooiste vrouw van de wereld’ – dat heeft niks met wijn te maken maar ze nam op weg naar haar nieuwe huis chateau Monterminod, de (daar gewone) wijndruif van Cyprus mee, die door de Tempeliers aldaar groot was gebracht. Ze besloot dat de Savoie wel geschikte grond was en plantte ‘m aan; sindsdien heet deze ‘Altesse’ naar haar aanspreektitel (‘hoogheid’, jawel). De druif wordt verder nergens ter wereld gebruikt. Voorwaar dus wijn van de bakermat van de druif! Zie hierboven voor een variant op dit verhaal.
        (Jancins Robinson stelt in haar Wine Grapes dat op basis van DNA-onderzoek Altesse een afsplitsing van de Noord-Savoie-eigen Chasselas is – wetenschap levert saaie verhalen dus bovenstaande ‘staat’.)
        De ligging is aan het noordoosteinde van de Chambéry-vallei dus. Bestaande uit kleine perceeltjes op de eerste hellingen van de Nivolet rond Het kasteel uit de 11e eeuw dus, bij St-Alban-Leysse. Met hellingen op het zuiden richting Belledonne-massief, bestaande uit morenen van klei-kalksteen-mixen waarop oude stokken staan. Nou ja, ‘t is maar 0,2% van de productie van de Savoie (die ook maar 0,5% van de Franse productie is) dus waar hebben we het over… Nou ja, topwijn, wel:
        De wijnkleur is helder goudgeel, met wit fruit, ananas en grapefruit. Dus steviger dan de kleur… Wel met een heel mooie balans in de mond; veel structuur ook met mooie sinaasschil-bitters naar het eind en met groot bewaarpotentieel.
      • Saint Jeoir du Prieuré – Na Monterminod de noordelijkste op de westflanken van het Massif des Bauges. Een beetje onder de voet gelopen door de groei van de buitenwijken van Chambéry helaas. Op een terras op de lagere, west-zuidwest georiënteerde flanken van de Montgelas (“Bevroren Berg); steil genoeg om net wat zon te pakken. Andere gaarden liggen op allerhande andere oriëntaties, steiltes en bodems. De geschiedenis gaat terug tot de 12e eeuw dus s.v.p. behouden… De Augustijnen startten hier (de monniken uiteráárd) per 1112 toen Sint Gregorius (‘de landbouwer’) de beschermheilige werd van het dorpje rond de priorij die door Sint Huug de Chateauneuf (die), bisschop van Grenoble was gesticht; vandaar dat de niet zo duidelijke naam na wat name dropping toch helder zou moeten zijn.
        De witte wijn moet overigens ten minste 80% Jacquère zijn, met net als bij Apremont, Cruet en Chignin de rest van Aligoté, Mondeuse Blanche, Chardonnay, Altesse en Velteliner Rouge Précoche. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 20% van de blend, ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris in. Al zien we steeds meer ‘gewone’ 100% Jacquère-wijnen.
        Die zijn licht geel, en de neus is (dus ook) vooral veel citrus (citroen, limoen, duindoorn). Met een redelijk ‘medium’ mondgevoel maar toch goede structuur en een etherische bijna zilte finish.
      • Chignin – in de subapp-AOC rood en rosé, minstens 90% Mondeuse, Gamay en Pinot Noir. ‘t Is er steil, qua helling; het kan boven de 50% uitkomen. Zie deze PDF voor bodemdetails. Maar op het west-zuidwesten komt er toch behoorlijk wat zon op (en houden de bergen de koude noord(oost)er tegen) en dat levert wijn die rijper kan zijn (sic) dan op het ‘tegenover’ gelegen Apremont. Dit is de Savoie-streek van de vele kasteelruïnes (nou ja, meerdere, 7 torens), tegenwoordig tussen de wijngaarden. Al in de middeleeuwen kwamen hier de optimi vini, de beste, vandaan. Daardoor kwamen de bewoners van de bergen hogerop elk jaar voor de oogst afdalen – de wijngaarden kopen daar waren ze toch echt met afstand te arm voor. Het zijn heel lang geen beste tijden geweest om in de bergen te wonen… Tegenwoordig gaat het ‘wat’ beter met (3e streek van de Savoie qua productie) zo veel goede wijnopbrengst. Maar de wijngaarden met Jacquère, Mondeuse, Gamay en Persan staan wel op steil terrein van klaksteenpuin (‘scree’) als toplaag met mergel-kalk eronder.
        De witte wijn moet overigens ten minste 80% Jacquère zijn, met net als bij Apremont, Cruet en Saint-Jeore-Prieure de rest van Aligoté, Mondeuse Blanche en Chardonnay. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 10% van de blend, ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris, mits dit gebruik van tevoren officieel wordt goedgekeurd. Voor rood, van Mondeuse, Pinot Noir en/of Gamay, mag er tot 10% Cab Franc, CabSav en/of Persan bij; en sinds 2021 10% Corbeau, Dousset en Hibou Noir, ook mits goedgekeurd.
        Dat geeft licht gele wijnen voor wit, met veel witte bloesem en in de mond een distinctieve mineraliteit. Op rood staat Mondeuse violet in het glas, waar de Gamay bijvoorbeeld robijnig is. Die violen orkestreren zichzelf in de neus met wat zwarte bes en peperigheid, met voor de Mondeuse een fluwelen mondgevoel van veel rood fruit-allerhande en voor de Gamay en Persan daarbij een flinke lengte en rondzwevende zuren.
      • Chignin Bergeron – Met een eigen designation voor de Roussanne, hier dus Bergeron geheten, rond de plaatsen Chignin, Francin en Montmélian. Qua geografie niks bijzonders ten opzichte van de moyenne Chignin (zie hiervoor) hoewel duidelijker op de hellingen van de Montgelas-graat (ziet er op plaatjes ook echt zo uit), qua wijnen zie dus die Roussanne – let wel; de wijnen van hier zijn wel van een dermate kwaliteit dat een eeuw geleden (al) werd geroepen dat ze concurreerden met de beste Chablis’ en Graves’ en het zonder s’ afkonden. Roussanner, ja, dus droog, krachtig en complex. Met aroma’s van citronella en magnolia, met sporen van mango en kweepeer. Wordt door rijping nog fraaier..!
    • En dan het Massif de la Chartreuse, de westzijde van de Cluse:
      • Apremont – een product van de Mont Granier. Die liet in 1248 een stukje los. Een redelijk groot stukje. Een stuk. Een halve berg. En overvloedde Apremont (en Abymes) met puin. Zie de foto bovenin. Met 1933 meter staat die rotswand er nog steeds te pronken – en/of waarschuwen… Vandaar de naam Asper montis; de ruwe/bittere berg. Apremont en Les Abymes zijn toen herbouwd; alleen het kleine dorpje Saint André met een paar gehuchten was gespaard gebleven. Na enige tijd werd de wijnbouw hervat, en eind 18e eeuw kwamen de gegoede (sic) bewoners van Chambéry ook als side job wijn verbouwen. Als onderdeel van de vaag gebleven “sartos” cult zo dichtbij de Notre-Dame-de-Myans. [Daar zou ik wel wat meer van willen weten…] In 1860, op het hoogtepunt van de phylloxera-crisis verkochten ze de boel aan seizoenswerkers, de Entremondans, en bergbewoners van de omliggende bergruggen – die vervolgens ook uit de wijnbouw stapten. Maar daarna is de boel rond Apremont, St-Baldoph en Les Marches weer op poten gezet en is Apremont (en Abymes) weer een core naam in de Savoie-wijnwereld.
        Met de instorting van de berg is er een dikke laag kalksteen op de oude gletschermorenen / mergel-ondergrond gekomen. De wijngaarden liggen nu, anders dan bij Abymes, op de wat steilere hellingen op het zuidoosten. Zie deze PDF voor bodemdetails.
        De wijn is vaak pure Jacquère, maar blenden met Altesse, Aligoté en Chardonnay (en andere) mag, tot 20%. Veel Apremont is dan ook droge witte, bleek geel met Alpenbloemigheid, roos, kamperfoelie en jasmijn, plus wat groenige amandel en minerale aroma’s (vuursteen) maar ook wat grapefruit en lychee voor de rijpere uitvoeringen. Vroeger kwam er in de mond nog weleens een licht frizzante‘tje los maar tegenwoordig is dat zeldzaam hoewel de wijn wel fris en luchtig blijft.
        Enne, als u ooit een wijn zocht die dé begeleider is van kaasfondue: Deze dus. Nou ja, of een Abymer…:
      • Les Abymes – de buren, van Apremont, rond de dorpen Myans, Les Marches en Chaperreillan. In, nou ja, niet alles, maar wel heel veel. Die geschiedenis met de Mont Granier en zo. De wijn staat hier meer op de puinvlakte, waar nog veel rostblokken maar ook bodemgaten ene meertjes te vinden zijn. Het ziet er idyllisch uit tegenwoordig. En <zie verder onder Apremont> … De puinstromen kwamen tot de deuren van Les Marches en Myans waardoor de religeruchtenmachine ging draaien (over de Zwarte Madonna van Myans bijvoorbeeld). De wijnstokken houden wel van de kalk/stenige bodems met zeer veel zon. Ze zijn bijna allemaal Jacquère dus wit, met een bleekgouden kleur en veel wit fruit, citrus en amandel met mineraligheid (vuursteen!) in de neus. Het mondgevoel is licht qua structuur met mooie zuren die veel ‘finesse’ leveren.
        Niet zo vreemd, met ten minste 80% Jacquère; de rest Altesse, Aligoté en Chard, en als de wijngaard nog binnen het departement Isère valt, ook Marsanne en Verdesse als funky rariteiten. Velteliner Rouge Précocé, Mondeuse Blanche en Chardonnay. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 5-10% (afhankelijk van de lezing) van de blend, ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris, mits dit gebruik van tevoren officieel wordt goedgekeurd.
      • Chapereillan – begint zichzelf een beetje apart te ontwikkelen. Veel is er nog niet over bekend. Wel kunnen we er bij deze vooralsnog sub-Abymes van uitgaan dat er andere druiven dan elders nog te vinden zijn, al is het maar enkele stokken. Het gebied was niet geraakt door de Mont Granier, en de Douche Noire heeft ‘Plant de Chapereillan’ als synoniem…!
      • En dan hebben we het nog maar niet over Sainte-Marie-d’Alloix, nog verder zuidelijk bijna om de hoek langs de A41. Ook daar staan wijnstokken – die de Abymes ingaan, vooralsnog.
  • We gaan de hoek om en vinden op de zuid-zuidoostflanken van het Massif des Bauges:
    • Montmélian – sinds de Romeinse tijd ook weer, onder de noemer Mons Melioratus. Roemrucht om een citadel op de Roche du Guet (Uitkijkrots goh) die als onneembaar te boek stond en slechts 4 keer in 105 jaar werd aangevallen en daarna liet men het maar – tot de Zonnekoning aanviel. Ook roemrucht om de kwaliteit van de wijnen, sinds in ieder geval 1180 toen abt Gandfried van Hautecombe (die ook elders in de Savoie ‘groot’ was qua wijnkennis (lees -uitgebreidgeproefdhebben…). Misschien ook wel omdat ‘ie de belastingophaler was die z’n percentage over waardevoller wijn nodig had om de muren van z’n klooster te onderhouden. De oorspronkelijke wijngaarden zijn in de loop van die dus vele eeuwen wel onder de voet gelopen door de stad. Ook Francin aan de westkant hoort er helemaal bij.
      Maar ze liggen nog steeds op uiterst geschikte mergel/mergelpuinkegels met flink wat kalk en met prima (steilte)drainage aan de voet van de kruising van de Maurienne-, Tarentaise-, Grésivaudan-valleien en de Vallei/Laagte van Chambéry. Vol in de zon, op de zuid-georiënteerde flank van het Massif de Bauges toch wel.
      De wijn moet ten minste 80% Jacquère zijn, met net als bij Apremont, Cruet en Saint-Jeore-Prieure de rest van Aligoté, Velteliner Rouge Précocé, Mondeuse Blanche en Chardonnay. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 5% van de blend, ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris, mits dit gebruik van tevoren officieel wordt goedgekeurd.
      De wijnen zijn aan de lichte kant, met een kristallijne structuur zwaar leunend op citrus en natte steen, maar kunnen bij rijping toch een heel fraaie, rustige concentratie krijgen.
    • Arbin – alleen maar rood, alleen maar van de Mondeuse, qua subapp-AOC. Terecht. Arbin geldt als kwaliteitstrekker daarvan. Sinds de eeuwen dat het Pagus Arbinensis heette, als uitligger van de gemeente Montmélian en in 1779 zelfstandig verder ging. Omdat ze niet aan de Jacquère wilden maar juist aan Mooi(st) Rood, de Mondeuse en dat ging gelijk goed (de grote stad ging qua kwaliteit eerst nog een paar eeuwen de andere kant heen…).
      Met de zuidoostelijke oriëntatie en vooral heel veel kalksteenpuin van het Massif des Bauges krijgt de Mondeuse precies de juiste voeding.
      En daardoor prachtige tanninnes en een fraaie donkere kleur met een purperen kantje. Dat gaat door in de neus en smaak, met witte peper, behoorlijk intense specerijen en concentratie van overrijpe kers, viooltjes en zelfs wat leer in een stevige body en een lange finish.
      Arbin is een van de twee rood-only Vin de Savoie crus (Samen met het nabij gelegen Saint-Jean-de-la-Porte. Vroeger waren deze wijnen overigens nog best licht en fruitig omdat de wijnmakerij de Alpiene sferen nog niet te boven kwam. Tegenwoordig gaat men juist naar de andere kant, vandaar dat stevige.
    • Cruet – terug naar (zowat) alles Jacq. Eigenlijk was er hier alleen wat cottage industry wijnbouw en -makerij tussen de revolutie (en phylloxera) en het eind van de 19e eeuw. Sinds 1913 is er overigens weer wat terugval geweest, maar sinds het miracle économique zit de vaart er weer in bij het dorpje onder de hoog oprijzende Mont Chavet.
      Middenin de Combe de Savoie, duidelijk op het zuidoosten, treffen we de wijnbouw aan op een nogal gemixt terrein: oude gletschermorenen, klakpuin en zelfs oude rivierafzettingen. Zie deze PDF voor enige details.
      Dit geeft een heldere en lichte, droge maar weinig kleurrijke wijn, waar sommigen nog wel een zweem Champagne doorheen zien. Dat kan, zo zijn ze (proefondervindelijk). Verder is het vooral mineralen wat de klok slaat, samen met wit- en steenfruit. In de mond domineert een fraaie zuurgraad de structuur, waardoor ook een sappige lengte meekomt. De wijn moet immers ten minste 80% Jacquère zijn, met net als bij Apremont, Montmélian en Saint-Jeore-Prieure de rest van Aligoté, Velteliner Rouge Précocé, Mondeuse Blanche en Chardonnay. Sinds vrij kort (2021 dus in C-tijd; om de lieden bezig te houden?) mag er, voor maximaal 5%-10% (afhankelijk van de lezing) van de blend, ook Bia, Mondeuse Grise, Petite Sainte-Marie en/of Pinot Gris, mits dit gebruik van tevoren officieel wordt goedgekeurd.
    • Saint Jean de la Porte – Zie Arbin, qua wijnen. Alles Mondeuse. Sinds, eigenlijk, het eind van de 11e eeuw als voorkeursdrank van de bisschoppen en graven van Savoie in Chambéry en Turijn. Na de revolutie waren alle hellingen zo’n beetje met wijnbouw bezet, tot en met de steilste stukken. Alles was toch lekker beschermd tegen de wind. In 1807 wist de prefect VerBboeilh (en nu op z’n Frans… overigens vertelt de officiële site van het dorp ons dit; op het Internet valt die rare naam verder nergens te vinden. U-huh…) formeel te verklaren dat ‘de wijngaarden van boven het dorp de beste zijn’ van de Savoie. Maar pas sinds in 1988 Cruet qua productie voorbij kwam, is men weer begonnen met het opkrikken van de productie – zonder op kwaliteit in te leveren.
      De wijngaarden liggen dus best steil tegen de helling, op een balkon: met zicht op de Grand-Arc-, Hurtières-, Lauzière-, Sept-Laux- en Belledonne-massieven. Op de vlakkere stukken staat nog wel wat graan maar zodra het enige helling heeft, is het wijn.
      De kalkpuingrond met zwarte mergel en gletschermorenen erdoorheen is nogal kruimelig en aan de droge kant, ook doordat het Massif des Bauges hier wat richting oost-eind de regens uit het westen best redelijk afschermt. Waardoor er uiteindelijk niet heel veel hoeft te worden gesnoeid om tot goede rijping te komen. En die komt ook al door de steilte waardoor de zon mooi haaks op de stokken staat.
      Die wijn is vooral purper met violette kantjes. Met veel fruitige, bloemige aroma’s, met flink wat aardse en rokerige accenten. Dat gaat door in het qua tanninnes mooi lichte mondgevoel waar de aroma’s flink naar voren komen, met veel sappigheid en een peperige lange finish.
  • [ En dan is er nog Crémant de Savoie, de achtste Crémant-klassificatie van Frankrijk. Met ten minste 40% Jacquère en ten minste 60% Jacquère/Altesse. De overige 40% kan dan Aligoté, Chard, Mondeuse Blanche, Mondeuse (Noire), Pinot Noir en Gamay zijn, met ten minste 20% blauwe druiven. En dan mag er in de Haute Savoie (Seyssel, Frangy, Ayze, en de Bas-Chablais) ook Chasselas and Molette in zitten. ]
  • [ En dan is er nog Roussette de Savoie, een overlappend gebied speciaal voor Altesses, met voor Frangy, Marestel, Monterminod en Monthoux nog naamrechten op het etiket. Nog net geen lieu-dits dus hoewel het er dicht op zit… ]
  • Wie ietsje verder doorrijdt, komt al snel in Albertville. En vandaar in overigens toevalligerwijs ook gastronomisch interessante plaatsen als Val d’Isère en Courchevel 1850.
  • Oh en als we nu toch op een thema zitten: zie deze, voor buitengewoon passend proefplezier…

Wie nóg meer info en soms detail wil, met plaatjes!, kan ook eens op deze site terecht. Maar ja; een encyclopedie is ook niet zo interessant… En voor nóg meer feitjes over productiecijfers en kloon-nummers (hoewel soms kennelijk wat verouderd), kan men naar deze site. En natuurlijk deze, met van alles wat en ook onder andere zon-uren plus thermo-data.


Boven kwamen al allerlei (sub)toplagen aan bod. Waar de onderste lagen allen Opper- en Onder-Helvetisch zijn (tegenwoordig eerder Burdigaliaan genaamd, in het oudere Mioceen (binnen het Neogeen (“Opper- of late Trias”) Cenozoïcum tussen Paleogeen en Kwartair. Nou, dan weet u het helemaal te vinden. Met ertussen de Jura- en Krijt-originele lagen overigens.
Waartussendoor ook nog de diverse karakteristieken van de ‘individuele’ massieven opvalt. Met dan weer allerlei lokale micro-grondbewegingen in allerlei latere tijdvakken erdoorheen spelend.
En dan willen we toch nog even een linkje invoegen naar recente micro-geologische beweging: de Mont Granier. Niet te missen. Daar kwam me toch een lading Valanginien materiaal in beweging … Zie hier, ook voor de bewoners (van de grondlaag) die meekwamen; geen wijnbouwers.
Voor de steentjesbikkers onder ons, is er deze site. En deze, zeker ook.


Overigens was ik in de verleiding om hier een opsomming te maken van de bekendste (beste) wijnmakers. Maar nee, dat is een eindeloos debat, en er is deze als compleet naslagwerk inclusief bijna-alle producenten een voor een geproefd dit topwerk, ook in print verkrijgbaar overigens (handiger, bijna). Zodat duidelijk wordt dat alle ‘namen’ meerdere makers/families beslaan. Perrier – kies dan wel de goede. Perceval, OK, dat is er één en om de ‘specialiteiten’. Maar Grisard met hun (echte) specialiteiten, dat is weer een setje, en let wel alleen de juiste is de juiste qua broers, ooms/neven etc; … Quénard bijvoorbeeld; Magnin, Masson, Belluard, Trosset, Maillet, Berlioz, Giacino, Bertollier, Genoux, Saint-Germain, Lucas, Péron, Hubert, Tondeur, Montessuit, Vallier, Pernuit (Domaine Belema Ab Ovo 2020: 95/100 in LaRVF..!) en Ruiz, Héritier en Lupin, Houillon, Gilles, Ferrand, Dupraz, Liotard, Apffel, Gadenne/Archer, Viana, Goury, Dancopine, Grelon: ook; zoek dus (op LaRVF.com en elders naar de juiste, ook qua cuvées want er varieert nog wel eens wat, qua kwaliteiten…) en zo voorts en zo verder etc.

U bent op zoek naar nóg meer info ..‽ Zie dan deze en deze PDFs. Onuitputtelijk detail…


Over Bugey dan:
Bugey is een nog steedste onbekende wijnregio waar al ver voor de tijden van Julius Caesar door de lokale Allobrogen druiven worden verbouwd en vergist. Het wijngebied heeft een bewogen geschiedenis, met meerdere keren verdwijnen en weer aanplanten. In de vroege middeleeuwen waren het de monniken die de wijngaarden die door de wegtrekkende Romeinen onverzorgd waren achtergebleven, nieuw leven inbliezen. Nadat in 1609 Bugey en ommelanden niet langer Savoiard waren door het Verdrag van Lyon, waren de wijnen plotseling Frans geworden. Tot 1820 groeide het areaal van Bugey daarop tot meer dan 11.200 hectare.
De opkomst van de spoorwegen midden negentiende eeuw gaf een economische en culturele opbloei aan de streek maar in 1875 sloeg ook hier de phylloxera zwaar toe. Het gebied had moeite met herstel, op geënte stokken, en toen in 1958 de l’Appellation d’Origine Vins De Qualité Supérieure (AOVDQS) status werd verkregen, stond er nog steeds maar zo’n 500 hectare. Pas in 2009 met een eigen AOC-status… Ja zo recent.
Met 30.000 hectoliter per jaar is de productie tegenwoordig weer stevig. Het gebied produceert diverse witte wijnen – voornamelijk Chardonnay, Altesse en >a href=”#Roussetter”>Roussette, maar ook de zeldzame(r) échte Molette, Aligoté, Jacquère en vele andere – en rode wijnen – voornamelijk Gamay, Pinot Noir en Mondeuse. Nog steeds wordt 95% direct vanaf de domaines verkocht.
En uiteraard, welk land zijn we ook alweer, de ‘uitzondering’, de andere klasse van Roussette du Bugey, die puur Altesse is.
We praten over de zuidelijke uitlopers van de Jura, de westkant van de Rhône – behalve dat kleine puntje westoever bij Seyssel dat bij de Savoie-wijnen hoort.
In de algemene AOC is het meeste wit van Chardonnay; die moet ook minimaal 70% erin zitten. Verder mag er in wit nog Aligoté, Altesse, Pinot Gris en Jacquère bij, en de bubbels mogen wat meer Jacquère en Mondeuse Blanche (hier onder de naam Molette) hebben.
De Rooien AOC zijn dus Gamay, Pinot Noir en Mondeuse, zuiver in de fles mét verplicht de druif erop.
En de rosé is meestal van Gamay en/of Pinot Noir.
Bent u er nog ..?

En we spreken van vier subgebieden/crus; de Bugey Cerdon, Manicle, Montagnieu en Virieu-le-Grand. Al komt verreweg de meeste wijn van rond Belley.

  • Cerdon is het meest noordelijke stuk, rond de stad van die naam dûh. En thuisland van de bekendste Bugey-bubbel, de roze soort. Van de Gamay en Poulsard. Het is best een stevige bubbel, met 22 tot 80 gram restsuiker… Ondanks méthode ancestrale geen -tradionale oftewel geen (extra) gist of suikers bij de tweede gisting. Net als bij de Blanquette de Limoux en de Clairette de Die dus; grondleggers van de bubbelgrootsheid vóór bijvoorbeeld de Champagne.
  • Manicle dan. In de noordwestelijke hoek van het grote gebied dat tegen de Savoie aanligt. Puur Pinot Noir en Chardonnay. Op de zuidelijkste puntjes van de Jura, geologisch. Het gunstige terroir geeft wijnen met veel suiker, zuren en tanninnes.
  • Montagnieu vervolgens, de zuid-westelijke ‘flank’ langs de Rhône. Zowat een Alpiene uitloper van de Bourgogne. In de Ain, niet hetzelfde plaatsjenaam in de Isère, een krap uurtje met de auto naar het zuiden… De rode wijnen zijn van alleen Mondeuse (Noire)of Pinot Noir volgens andere lezing!, en de witte is bubbel van Altesse, Chardonnay en Mondeuse (Noire én/of Blanche), verplicht handgeplukt en méthode traditionelle niet ancestrale zoals bij Cerdon.
    Als de bubbels zuiver Altesse oftewel Roussette in local slang zijn, drinken ze vaak als complexe, florale wijn en mogen ze Roussette du Bugey of zelfs Roussette du Bugey-Montagnieu heten.
  • Viriue-le-Grand is, de naam zegt het al, een héél klein plaatsje met eigen naamrechten op Roussette du Bugey Virieu-le-Grand, met net wat strengere eisen dan de ‘gewone’ Roussette van Bugey. Net ten noorden van Manicle, zeg maar. Van pure Altesse uiteraard.

En voor een ‘goeie’van hier, bio en al, verwijs ik u naar deze.


Overigens verwijs ik ook nog naar de Aosta-pagina, net om de hoek van de Hautes Alpes. Ook voor de génépi ..!
Ah, les génépis …!

[Terug naar Wijn is Fijn]

Maverisk / Étoiles du Nord